03 november 2017
De voorbije 15 jaar slonk het aantal Grauwe gorzen in Vlaanderen met 95%. Experts voorspellen dat de iconische akkervogel het nog hooguit twee jaar zal uitzingen. Dat betekent dat zelfs een officieel soortbeschermingsplan te laat zou komen. Op het Vlaams-Nederlands akkervogelsymposium werd een noodplan voorgesteld dat de Grauwe gors uit intensieve zorgen kan halen. Ook de Patrijs en de Veldleeuwerik hebben baat bij een meer kennis-onderbouwd akkervogelbeleid.
4 versnipperde bolwerken, 45 broedparen, jaar na jaar een afname: de situatie van de Grauwe gors is er een van intensieve zorgen. Dat betekent dat zowel het volgende Plattelandsontwikkelingsplan (PDPO) als het geplande soortbeschermingsplan voor akkervogels van het Agentschap voor Natuur en Bos te laat zullen komen. Daarom is een noodplan nodig. Experts uit binnen- en buitenland bogen zich over de invulling van zo’n plan tijdens het Vlaams-Nederlands akkervogelsymposium op 21 oktober in Leuven.
Enkel door de soort in de bestaande bolwerken tot hoog broedsucces te begeleiden, kan de ineenstortende populatie gered worden. Volgens de Schotse expert Jeremy Wilson (RSPB) is er maar één mogelijkheid om dat te doen: in de laatste broedgebieden moet 5 tot 10% van het akkerareaal worden ingericht met de juiste maatregelen. De Vlaamse Werkgroep Grauwe Gors somde op het symposium de maatregelen op die vandaag ontbreken, zoals overzomerende stoppelakkers en bloemrijk hooiland. Jeremy Wilson en zijn collega’s hebben de negatieve trend voor de soort in Schotland kunnen keren. Daar bleek dat de Grauwe gors een goed reactievermogen heeft op geschikte maatregelen. Het toont in elk geval dat we de moed niet mogen laten zakken.
De situatie van de Grauwe gors is nijpend, maar ook de Patrijs en de Veldleeuwerik blijven ‘stakkers van de akkers’. Op het akkervogelsymposium maakten onderzoekers het bilan op van 10 jaar akkervogelbeleid in Vlaanderen. Het resultaat kan veel beter, concluderen ze. Het redden van typische soorten uit het landbouwgebied verloopt te moeizaam.
Hoe dat beter kan? Door maatregelen aan voldoende hoge dichtheden in de meest kansrijke gebieden te leggen en door er een regisserende gebiedscoördinator op te zetten die de ecologische samenhang bewaakt. Te vaak worden er vandaag nog dure maatregelen op verkeerde plaatsen genomen omdat het economisch interessant is (bijvoorbeeld op minderwaardige landbouwgrond) of omdat er net op die plaatsen een draagvlak voor bestaat.
Werkgroep Grauwe Gors becijferde dat zo’n 70% van de totale oppervlakte aan beheerovereenkomsten voor akkervogels in ‘suboptimale’ zoekzones (zoals aangeduid door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) is aangelegd. En dat terwijl slechts 6% van de maatregelen in de meest prioritaire en kansrijke kerngebieden wordt aangelegd. Het gevolg is een versnipperde inzet van schaarse middelen waardoor eigenlijk nergens effectief populatieherstel mogelijk wordt, ook niet in de meest kansrijke gebieden. Met dekkingspercentages van 2 à 2,5% blijven beheerovereenkomsten ook daar een druppel op een hete plaat voor de meeste akkervogels.
Het moet radicaal anders, dus. Zal het akkervogelsymposium een keerpunt inluiden voor de Vlaamse akkervogels? In zijn slotwoord gaf Toon Denys, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Landmaatschappij, met een fors engagement tot meer maatwerk en een verscherpte gebiedsfocus een hoopgevend antwoord. Het symposium bracht heel wat bruikbare kennis aan de oppervlakte, het komt er nu op aan die ook in die nieuwe aanpak te gebruiken.
Op www.natuurpunt.be/akkervogelsymposium zijn alle presentaties van de sprekers op 21 oktober 2017 beschikbaar.
Tekst & foto: Freek Verdonckt, Natuurpunt