Vrijwilligers van een akkervogelwerkgroep namen VTM Nieuws mee op sleeptouw op het platteland om te laten zien dat je hard moet speuren om nog een grauwe gors te zien in de buurt van een graanakker. Hun aantal slonk drastisch en de laatste telling kwam uit op amper 45 broedparen. De soort komt maar op vier plaatsen in Vlaanderen meer voor zodat Natuurpunt ‘intensive care’ bepleit in de vorm van een soortbeschermingsplan. “In landbouwgebied is de grauwe gors de kanarie in de koolmijn. Als die onderuitgaat, is er iets grondig mis”, zegt Freek Verdonckt van Natuurpunt. De Vlaamse Landmaatschappij gaat de effectiviteit van de beheerovereenkomst die het tij moe(s)t keren grondig laten onderzoeken.
Vorig jaar ging VILT bij het begin van de zomer samen met natuurbeschermers op zoek naar kiekendieven en grauwe gorzen op de akkers rond Hoegaarden. Het verslag van die zondagse uitstap kan je hier herlezen. Dit jaar namen de vrijwilligers van de Werkgroep Grauwe Gors een cameraploeg van VTM mee op sleeptouw. Naar gorzen was het hard zoeken want hun aantal is spectaculair gedaald. Met 95 procent volgens de werkgroep en Natuurpunt, die refereren naar de 850 broedparen uit de broedvogelatlas (2003). Nu tellen ze er nog een 45-tal. De populatie in West-Vlaanderen is volledig verdwenen.
“De grauwe gors is een buitenbeentje in het akkerland”, zeggen Remar Erens van de Werkgroep Grauwe Gors en Iwan Lewylle van Natuurpunt. “Een uit de kluiten gewassen zangvogel, die stevige zaden naar binnen kan werken. Zijn nest maakt hij op de grond in de akkers, waar hij zijn jongen voedt met rupsen en spinnetjes die hij in de omgeving vindt.” Beide organisaties menen dat de grasstroken die aangelegd worden via beheerovereenkomsten met landbouwers te versnipperd zijn, en niet op maat van de grauwe gors. “Zonder veilige broedplaatsen en een overvloed aan insecten kunnen jonge vogels niet grootgebracht worden”, klinkt het.
De Werkgroep Grauwe Gors en Natuurpunt pleiten ervoor om agrarisch natuurbeheer te hervormen naar maatwerk “op basis van concrete noden en zorgen van akkervogels en rekening houdend met een landbouw in verandering.” Want, zeggen ze, de beheerovereenkomsten van de afgelopen jaren hebben de vrije val van akkervogels niet kunnen tegenhouden, ze hebben het hooguit vertraagd. “Het probleem is dat de Vlaamse overheid niet onderzoekt of de maatregelen wel aanslaan”, vertelt Freek Verdonckt (Natuurpunt) aan VTM Nieuws. Hij vreest dat de inspanningen van landbouwers mogelijk een maat voor niets zijn.
Verdonckt: “Ondertussen is de grauwe gors in de afdeling intensieve zorgen beland. Soorten als patrijs en veldleeuwerik zitten in de wachtkamer.” Specifiek voor de grauwe gors moet er een soortenbeschermingsplan komen, klinkt het. Zo’n plan met gerichte beschermingsmaatregelen bestaat reeds voor de grauwe kiekendief, en introduceert het concept van de ‘vogelakker’. Dat is een strook luzerne met daarnaast een gemengde gras-kruidenstrook die pas na 15 augustus gemaaid mag worden om broedende vogels niet te storen.
Van de maatregelen in functie van de kiekendief kan de grauwe gors mee profiteren want beide akkervogels leven op het Haspengouwse leemplateau tussen Hoegaarden en Riemst. Beide vogels zijn afhankelijk van een open landschap met akkers waarop vooral granen groeien. De braakliggende strook die deel uitmaakt van een zogenaamde vogelakker helpt vermijden dat akkervogels hun nest maken op een plek waar de oogstmachines passeren. Op die manier komt het tegemoet aan een bezorgdheid die vogelbeschermers formuleren. De mosterd voor de vogelakker is in Nederland gehaald, waar de kennis rond vogelakkers de voorbije jaren geperfectioneerd werd. Ben Koks, een autoriteit op dat vlak, lichtte de maatregel toe op VILT.be.
Inzake akkervogelbescherming wordt ook in Vlaanderen steeds meer kennis opgebouwd. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) screent 16 locaties op de aanwezigheid van broedvogels. In twee van die 16 leefgebieden komt de grauwe gors voor. Dit onderzoek kadert in de monitoring die gekoppeld is aan het Vlaamse plattelandsbeleid, en dus ook van de beheerovereenkomsten die daar deel van uitmaken. De tellingen sedert 2010 maken het mogelijk om een uitspraak te doen over de impact van beheerovereenkomsten op akker- en weidevogels in Vlaanderen. Algemeen lijken akkervogels sneller te reageren op maatregelen dan weidevogels.
In het Vlaams Parlement antwoordde minister Joke Schauvliege op een vraag van Bruno Tobback (sp.a) omtrent broedvogels door onderzoeksinstituut INBO letterlijk te citeren: “Voor de broedvogels die voorkomen in landbouwgebied is het niet allemaal kommer en kwel. In heel wat akkerbouwgebieden is een opmerkelijk herstel van de geelgors merkbaar, wat mogelijk toe te schrijven is aan de beheermaatregelen van landbouwers. De recente cijfers wijzen zelfs op een toename van de geelgors met meer dan 40 procent over de laatste tien jaar.”
De grauwe gors is inderdaad maar één van de doelsoorten van de beheeroveereenkomst voor akkervogels, naast een reeks andere soorten zoals de veldleeuwerik en de geelgors waarnaar de minister verwijst. Met middelen vanuit het plattelandsbeleid gaat de Vlaamse Landmaatschappij de opdracht geven om meer in de diepte onderzoek te verrichten naar de effectiviteit van de inspanningen die landbouwers doen voor akkervogels in het kader van een beheerovereenkomst. Bij VLM vernemen we dat dit onderzoek moet toelaten om te achterhalen welke maatregelen goed werken, en welke maatregelen bijsturing nodig hebben.
Bron: VTM Nieuws / Belga / eigen verslaggeving
Beeld: Freek Verdonckt